Gebruik het als een flexibel werkinstrument

Het veiligheidsplan is bedoeld als een flexibel werkinstrument dat mee evolueert met de noden en successen van de betrokkene en de omgeving.

Het gaat om waakzame flexibiliteit zodat wanneer de verontrusting toeneemt, er kan opgeschaald worden naar een ander niveau van (ped)agogisch handelen, met name strikter toezicht en strengere regels.

Ook is het belangrijk om inspanningen en successen te erkennen en te waarderen en zo mogelijk regels dynamischer te maken en toezicht te verminderen.

Evalueer regelmatig en stuur bij

Een eerste stap in de evaluatie is nagaan of het verontrustend gedrag is afgenomen, toegenomen of zich voordoet in een andere vorm.

Als het gedrag een negatieve evolutie kende, is het aangewezen om in overleg te kijken of de huidige maatregelen verstrengd moeten worden.

Vanuit de eigen praktijk weten we dat het even belangrijk is na te gaan of de genomen maatregelen, grenzen en regels de juiste zijn.

Soms is het niet nodig de regels te verstrengen, maar ze beter af te stemmen op de noden en mogelijkheden van de betrokkene en de context.

Wanneer de maatregelen terug afbouwen?

Wanneer de betrokkene een positieve evolutie doormaakt(e), kan je nagaan welke maatregelen je kan versoepelen of afbouwen.

Als je restrictieve maatregelen te lang en zonder toekomstperspectief oplegt, terwijl er geen nieuw grensoverschrijdend gedrag wordt gesteld, kan dit nadelige effecten teweegbrengen.

Naast een negatieve impact op de ontwikkeling van de betrokkene en het inperken van groeimogelijkheden, kan dit ook leiden tot gevoelens van hopeloosheid, frustratie, boosheid en dergelijke bij de betrokkene (en omgeving).

Dit alles kan leiden tot een verminderde motivatie voor verandering en groei. We raden dan ook aan om al van bij de opmaak van het veiligheidsplan, evaluatiemomenten te plannen.

Bij de evaluatie van een veiligheidsplan bekijk je bij voorkeur volgende elementen:

  • Bereiken de geïnstalleerde maatregelen het gewenste effect? Zijn de maatregelen voldoende?
  • Zijn er onbedoeld negatieve effecten?
  • Moeten/kunnen de veiligheidsmaatregelen bijgestuurd worden? Zijn de regels (nog steeds) afgestemd op de realiteit?
  • Is het veiligheidsplan haalbaar? Wordt de betrokkene, de omgeving of het team onder druk gezet door het veiligheidsplan?
  • Wat wensen betrokken partijen te zien alvorens maatregelen versoepeld kunnen worden?
  • Welke effecten heeft het veiligheidsplan op de ontwikkeling? Worden groeikansen belemmerd (op een manier die niet in verhouding staat met het beperken van de risico’s)?
  • ...

Het betreft dus een dynamisch proces waarbij de gedragsregels die aanvankelijk eerder restrictief worden omschreven, steeds positiever worden verwoord en de veiligheidsafspraken gradueel en begeleid afgebouwd worden.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Als vuistregel bij de opmaak van de gedragsregels geldt: ‘zo veel als nodig, zo weinig als mogelijk’.

In de praktijk stellen we vast dat het vaak gemakkelijker is om regels te implementeren dan om ze terug afbouwen. Het afbouwen vergt een zekere mate van vertrouwen bij de betrokkene, diens context en de betrokken hulpverleners.

Vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel is het voor professionals niet steeds evident regels te lossen. Het vergt van hulpverleners vaak een ‘leap of faith’.

Om groeikansen voor de betrokkene te garanderen, dienen opvoedingsverantwoordelijken om te gaan met potentiële risico’s. Dit kan gepaard gaan met angst en een gevoel van controleverlies.

In het omgaan met deze bedenkingen en gevoelens kan het helpend zijn om te zorgen dat de afbouw van het veiligheidsplan steeds gebeurt in overleg en gedragen wordt door de verschillende betrokkenen. Gedeelde verantwoordelijkheid kan een tegenwicht bieden.

Natuurlijk heeft de betrokkene hier zelf ook een verantwoordelijkheid in.

Hoewel zij vaak wel beseffen dat de begeleiding in de toekomst extra aandachtig zal zijn voor verontrustende signalen en/of potentiële risico’s, kan er al snel frustratie ontstaan door het gebrek aan privacy en de beperkingen in vrijheid: “Ik wist (toen) niet dat mijn gedrag verkeerd was, maar nu weet ik het wel. Ik heb mijn les geleerd en het gaat nooit meer gebeuren. Ik ben ondertussen toch genoeg gestraft geweest!”

Wat bij nieuwe verontrusting?

In een poging om deze frustratie en/of weerstand om te zetten naar iets werkbaars, is het belangrijk om met betrokkenen over mogelijke nieuwe verontrusting te praten.

Doe dat ook wanneer betrokkenen het grensoverschrijdend gedrag ontkennen of niet langer willen aanvaarden dat het een impact heeft op hoe anderen met hen omgaan; ze zijn immers in een situatie beland die hen verdacht gemaakt heeft, waardoor anderen gevoeliger zullen reageren op wat zij doen of willen, in vergelijking met iemand anders.

Als ze het vertrouwen van anderen terug willen, dienen ze te voorkomen dat er nieuwe roddels of beschuldigingen over hen kunnen ontstaan: boven verdenking en buiten gevaar.

Het is aan hen om risicosituaties te vermijden (buiten gevaar), maar ook om te voorkomen dat anderen opnieuw verontrust worden (boven verdenking). Of positiever verwoord: het is belangrijk dat zij verantwoordelijk gedrag stellen.

Wanneer Denzell ongevraagd naaktfoto’s van een onbekend meisje krijgt toegestuurd, kan hij daar het beste onmiddellijk mee naar een volwassene (IB, ouders,…) stappen. Dan kan er besproken worden op welke manier er het best gereageerd wordt. Er transparant en onmiddellijk een volwassene over aanspreken, getuigt van verantwoordelijk gedrag en wekt vertrouwen. Wanneer Denzell dit echter niet bespreekbaar maakt, en de foto’s wist, bewaart of zelfs doorstuurt, plaatst hij zichzelf niet ‘boven verdenking’ en kan de verontrusting bij opvoedingsfiguren opnieuw toenemen wanneer ze hierachter komen.

Wat is een goede timing voor een eerste evaluatie?

Een richtlijn voor de timing van deze evaluatiemomenten kan zijn: een eerste evaluatie één maand na de implementatie van het veiligheidsplan. Vervolgens is het aangewezen het veiligheidsplan regelmatig te bespreken en bij te sturen.

Wanneer de betrokkene en de omgeving de noodzaak van het veiligheidsplan begrijpen en zich achter de opgestelde regels kunnen scharen, verhoogt de positieve impact van het veiligheidsplan.

In deze optiek is het cruciaal om zich transparant op te stellen over het veiligheidsplan en de betrokkene en diens context te betrekken bij de opmaak en bijsturing ervan. Zo wordt de betrokkene eigenaar van het veiligheidsplan, wat motivatie en het opnemen van verantwoordelijkheid kan verhogen.

Ook kan de betrokkene en de context zo input leveren rond de maatregelen, wat ze ten goede kan komen. De betrokkene kan immers vanuit de dagelijkse realiteit aangeven wat werkt en wat niet, waardoor het veiligheidsplan steeds meer op maat wordt en de efficiëntie ervan verhoogt.

Bied toekomstperspectief

Ook het bieden van een toekomstperspectief werkt motivatieverhogend.

Bij latere evaluatiemomenten is het aangeraden te verwoorden wat er gebeurt wanneer het veiligheidsplan correct wordt nageleefd.

In het veiligheidsplan van Denzell is opgenomen dat de IB wekelijks de verschillende apps op zijn GSM nakijkt. Bij de huidige evaluatie blijkt dat de IB slechts eenmaal een verontrustende communicatie vond. Denzell toonde zich bereid hierover in gesprek te gaan, waardoor het gebeuren benut kon worden als leermoment. Het team beslist dan ook in het veiligheidsplan op te nemen dat de wekelijks controle van de GSM wordt opgeheven, indien er de komende zes weken geen verontrustende zaken op de GSM van Denzell worden gevonden. Gedurende deze zes weken worden gesprekken gepland waarin er met Denzell bekeken wordt hoe hij er zelf voor kan zorgen niet opnieuw in de problemen te komen, wanneer de externe controle wegvalt.

Na zekere tijd is het belangrijk om te bekijken wanneer het veiligheidsplan kan opgeheven worden. Er bestaat hiervoor geen vaste termijn. Het vergt immers steeds een afweging van verschillende factoren, zoals de huidige risico- en beschermende factoren.

Ook het in rekening brengen van de (positieve) veranderingen in het gedrag van de betrokkene moeten bekeken worden.

Om dit proces te faciliteren, is het belangrijk dat er al bij de eerste evaluatiemomenten bekeken wordt wat de verschillende betrokkenen veranderd willen zien zodat de maatregelen versoepeld, en uiteindelijk opgeheven kunnen worden.

Het is, van bij het begin belangrijk om de vraag stellen: wat moet er veranderen in het gedrag, de vaardigheden en het denkproces van de betrokkene?

Bron: Praktijkgids seksualiteit en grenzen (2021). YUNECO CARO-I.T.E.R.: Clijsters, A., Daelemans, S., De Pourcq, C., Duquet, N., Neirynck, B., Wilson, S.