Op één lijn staan in de diverse leefcontexten

Om voldoende informatie te verzamelen en tot een gedragen veiligheidsplan te komen, weeg je bij de start het best af wie er op welke wijze betrokken moet worden:

  • de betrokkene
  • de eventuele ouders of vertegenwoordigers
  • betrokken hulpverlening
  • andere partners (bijvoorbeeld: school, hobby’s, ...)

Om de slaagkans van een veiligheidsplan te vergroten, is het noodzakelijk dat alle betrokkenen op één lijn staan en dat de regels consistent over de verschillende contexten heen toegepast worden.

Als binnen elke context de regels op dezelfde wijze gehanteerd en gecommuniceerd worden, verhoogt dit de duidelijkheid en voorspelbaarheid voor de betrokkene.

Door duidelijkheid en structuur te bieden, kan je ongewenst gedrag immers voor zijn. Ook weet de betrokkene waar hij of zij aan toe is en wat er ver verwacht wordt.

Als er binnen de verschillende contexten een verschillende visie en aanpak heerst, is het belangrijk dit verschil bespreekbaar te maken en samen te zoeken naar oplossingen om als nog consistentie te creëren.

Als er in de leefgroep bijvoorbeeld enkel alleen gedoucht wordt en in de thuiscontext de badkamer vaak door verschillende personen tegelijkertijd wordt gebruikt, raden we aan dit verschil in gesprek te brengen.

Samen met de omgeving kan je dan zoeken naar een manier waarop je de regels (of het achterliggende idee van de regels) op eenzelfde wijze invoert.

Hoe verzamel je informatie

Met deze vragen verzamel je gericht informatie.

Grensoverschrijdend gedrag

  • Wat doet zich wanneer en in welke context voor? En naar wie?
  • Betreft het een of meerdere incidenten?
  • Hoe schatten we het gedrag in volgens het Vlaggensysteem?
  • Op welke domeinen dienen er maatregelen geïmplementeerd te worden?

Verblijfscontext

  • Waar verblijft de betrokkene en wanneer?
  • Hoe wordt gedrag gemonitord en gesuperviseerd (voor elke context)?
  • Hoe reageren eventuele ouders op het grensoverschrijdend gedrag?
  • Wie dient er beschermd te worden?
  • Wie is er op de hoogte van het grensoverschrijdend gedrag?
  • Wie moet er nog op de hoogte gebracht worden?

Noden, mogelijkheden en vaardigheden

  • Wat zijn de cognitieve mogelijkheden van de betrokkene?
  • Met welke kenmerken moeten we rekening houden?
  • Wat zijn sterktes en vaardigheden?

Seksualiteit

Op dit vlak zijn er vaak heel wat ongeschreven regels. Denk aan zaken als privacy, intimiteit en de toegang tot informatie over seksualiteit, maar ook seksueel gedrag.

  • Wat zijn de gezinsregels met betrekking tot seksualiteit?
  • Wat zijn regels in de voorziening?

Vrije tijd

  • Hoe spendeert de betrokkene de vrije tijd? Zowel binnen- als buitenhuis?
  • Hoe brengen broers en zussen samen tijd door?
  • Welke activiteiten doet het gezin? Is er veel fysiek contact?
  • In welke ruimtes vertoeft de betrokkene samen met broers/zussen?
  • In welke ruimtes heeft de betrokkene contact met vrienden? Mogen ze samen in de slaapkamer?
  • Hoe weten de ouders of begeleiders wie wat aan het doen is?
  • Wat is het huidig niveau van (ouderlijk) toezicht? Is dat adequaat?
  • Zijn er activiteiten in de vrije tijd die de emotionele ballast verhogen?
  • Wat zijn de regels rond buitenspelen en bij anderen thuis gaan?
  • Hoe wordt de toegang tot multimedia gesuperviseerd wanneer de betrokkene ergens anders is?

School

  • Moet de school worden ingelicht? Hierbij is het belangrijk na te gaan welke betrokkenen op school over welke aspecten dienen ingelicht te worden.
  • Wordt de school betrokken bij de opmaak van het veiligheidsplan?

Bij de evaluatie van het veiligheidsplan

  • Zijn er veranderingen die besproken moeten worden in het kader van risicomanagement?
  • Indien ja, welke?

Bron: Praktijkgids seksualiteit en grenzen (2021). YUNECO CARO-I.T.E.R.: Clijsters, A., Daelemans, S., De Pourcq, C., Duquet, N., Neirynck, B., Wilson, S.