Dit overzicht met alle criteria helpt je een situatie in te schatten. Je kan het afdrukken en een pion zetten op elk criterium dat je samen scoorde. Zo krijg je een visueel overzicht.

Download

Deze zes criteria helpen je inschatten of gedrag al dan niet grensoverschrijdend is. Ze zijn gebaseerd op het Sensoa Vlaggensysteem:

Is er individuele toestemming of een maatschappelijk akkoord voor het gedrag?

In welke mate stemmen de betrokkenen toe of in welke mate is er een akkoord voor dit specifieke gedrag?

  • Enerzijds bekijk je op individueel niveau of de betrokkenen toestemming geven voor het gestelde gedrag. Stemmen ze toe? Hebben ze hier expliciet om gevraagd? Is het gewenst?
  • Anderzijds onderzoek je hoe er op maatschappelijk niveau naar dit gedrag gekeken wordt. In het contact met mensen bestaan er namelijk veel formele en informele regels over hoe je met elkaar omgaat. Het is belangrijk dat je weet wat de gangbare omgangsvormen, normen en waarden binnen de maatschappij zijn én ze ook toepast.

Als de ene partij de andere in het ongewisse laat, misleidt, bedriegt of overrompelt, kan je niet van toestemming spreken. Naast omgangs- en beleefdheidsregels, zijn er ook een aantal mensenrechten aan de hand waarvan je kan checken of er toestemming of akkoord is.

Reflectievraag: "Is jouw doelgroep op de hoogte van wat algemeen, gangbare omgangsvormen zijn binnen onze maatschappij?"

Lees hier meer over dit criterium.

Is er gelijkwaardigheid tussen de betrokkenen?

Een situatie kan over de grens gaan zodra er een ongelijkwaardigheid is tussen de betrokkenen, in het nadeel van het doelwit. Dan is er sprake van een machtsoverwicht.

(On)gelijkwaardigheid tussen de betrokkenen kan voorkomen in aantal, leeftijd, kennis, intelligentie, aanzien, macht, positie, levenservaring, rijpheid, status...

In pestsituaties is er altijd sprake van ongelijkwaardigheid in het nadeel van het slachtoffer. Ook in seksuele interactie zijn beide partijen best aan elkaar gelijkwaardig, zodat de een de ander niet overheerst.

Lees hier meer over dit criterium.

Is er vrijwilligheid, of is er druk of dwang?

Bij dit criterium gaat het erom dat je uit vrije wil in de situatie zit en dat je uit vrije wil interageert met de ander. Het betekent ook dat je op eender welk moment 'stop' kan zeggen en uit de situatie kan stappen.

Er is geen vrijwilligheid wanneer iemand fysiek of psychisch gedwongen wordt om dingen te doen. Het kan gaan om manipulatie, chantage, misleiding, list, dreigementen of dwingen tot geheimhouding. De situatie wordt ernstiger naarmate je moeilijker uit de situatie kunt weggaan.

Ga na of de pleger medewerking of volgzaamheid wil bekomen van het slachtoffer tegen diens wil, door bijvoorbeeld:

  • Af te tasten hoe de persoon macht krijgt over de ander door vleierij, belachelijk maken, in verwarring brengen, in verlegenheid brengen, bang maken?
  • Om te kopen met bijvoorbeeld beloftes, straf, beloning?
  • Macht of druk in te zetten?
  • Dreigementen te uiten?
  • Geweld in te zetten?

Lees hier meer over dit criterium.

Past het gedrag bij het ontwikkelings- of functioneringsniveau?

Van volwassenen verwachten we dat ze een minimum aan emotionele en gedragsmatige zelfsturing en maturiteit hebben om te kunnen functioneren in sociale situaties. Bij kinderen en jongeren is dat gedrag afhankelijk van hun ontwikkelingsfase op dat moment.

We verwachten dat een volwassene in staat is in te schatten wat gezond en aanvaardbaar gedrag is voor zichzelf en voor de ander. Daarnaast beseft een bekwame volwassene het belang van het respecteren van grenzen.

Soms zijn er redenen om aan te nemen dat de ander niet in staat is om die grenzen in te schatten of dat de zelfsturing verhinderd wordt. Denk bijvoorbeeld aan:

  • Ziektebeeld of aftakeling, zoals dementie.
  • Tijdelijke of permanente toestand, zoals psychose, manische of depressieve periode, periode van shock, rouw, trauma, oververmoeidheid, …
  • Onmondigheid: onvoldoende de taal spreken of onvoldoende de gewoontes en gebruiken kennen.
  • Intoxicatie
  • ...

Lees hier meer over welk gedrag je kan verwachten op welke leeftijd, ook op seksueel vlak. Maar ook wat je moet doen als er een kloof is tussen de ontwikkelingsleeftijd en de kalenderleeftijd.

Lees hier meer over dit criterium.

Is het gedrag passend in de context?

Een moeder die haar kind hardhandig de stoep optrekt als er een auto met gierende banden aankomt, is iets anders dan wanneer de moeder hetzelfde doet omdat die een zakje chips aan de kassa van de supermarkt vraagt. Een collega apart negatieve feedback geven op een verwijtende toon of in het bijzijn van anderen?

Afhankelijk van de etiquette en spelregels in een context wordt de situatie minder ernstig of is ze helemaal oké. Of omgekeerd: hoe minder passend het gedrag in de desbetreffende context, hoe ernstiger de situatie wordt.

  • Agressie en pesten past in geen enkele context (tenzij het om een afgebakende sport of een rollenspel in een training zou gaan).
  • Bij seksueel gedrag is de context bepalend. Bijvoorbeeld: In een openbare ruimte waar ook anderen aanwezig zijn, tellen de regels van de ‘openbare zeden’. Dit geldt voor het ontbloten van geslachtsdelen, borsten en het vertonen van expliciet seksueel gedrag (gebaren, woorden, bewegingen, tekeningen…). Doet dit gedrag zich voor in intieme kring of in alle privacy, dan wordt niemand gestoord.

Lees hier meer over dit criterium.

Is er een impact voor de betrokkenen?

Een situatie gaat over de grens als er een negatieve impact of schade is: zowel voor de persoon die het gedrag initieert, de persoon die het gedrag ondergaat, als voor andere betrokkenen.

Schade kan zich op verschillende manieren uiten

  • Schade aan objecten, bijvoorbeeld een kapotte gsm of een gebroken raam.
  • Fysieke schade, bijvoorbeeld een blauwe plek, buil, botbreuk, een diepe snee... Zowel toegebracht door een ander of door automutilatie.
  • Psychologische of emotionele schade, bijvoorbeeld hartkloppingen, herbeleving en gevoelens van wrevel, boosheid, schaamte, schuld, verdriet, (doods)angst, onveiligheid, machteloosheid,...
  • Sociale schade of reputatieverlies, bijvoorbeeld, niet meer betrouwbaar gevonden worden, afgewezen worden, gebroken vriendschappen of relaties, je populariteit en aanzien verliezen.

Er is natuurlijk een verschil in gradatie

  • Objecten kunnen in de meeste gevallen vervangen of hersteld worden, tenzij het over iets heel zeldzaam of waardevol gaat.
  • Er kan sprake zijn van lichte fysieke schade die geen tot minimale EHBO vereist, tenzij het gaat over fysieke schade waarvoor een interventie door een arts nodig is of waarvoor zelfs chirurgie of levensreddend ingrijpen noodzakelijk is. Fysieke schade kan kortdurend, langdurend of net permanent zijn.
  • De psychische en emotionele gevolgen kunnen van korte of middellange duur zijn en geen of een beperkte invloed hebben op het dagelijks functioneren van de persoon. Tenzij, in geval van psychisch trauma, kunnen de klachten juist blijven aanslepen en iemands functioneren volledig belemmeren.

Impact kan afgewogen worden aan volgende factoren

Deze factoren kunnen de impact ernstiger maken:

  • Herhaling en/of duur van het gedrag: in welke mate wordt het gedrag herhaald of blijft het gedrag doorgaan ondanks het feit dat er een signaal kwam dat het niet oké is?
  • Intensiteit van het gedrag: hoe persoonlijk of intiem?
  • Besef en/of intentie van de pleger: in welke mate is de pleger zich bewust van de (mogelijke) schade die aangericht wordt en/of in welke mate heeft de pleger de intentie om te kwetsen of te schaden?
  • Gebruikte middelen, objecten, methoden: welk risico op schade of welk (potentieel) gevaar gaat er uit van het gestelde gedrag?
  • Bereik: hoeveel mensen zijn betrokken of getuige?
  • Steun: in welke mate is er steun of opvang vanuit de omgeving?
  • ...

Lees hier meer over dit criterium.

Gebruik de criteria om in te schatten of en hoe ernstig de situatie over de grens gaat

Zijn alle criteria oké?

Dan gaat het om aanvaardbaar of zelfs fijn gedrag.

Is er twijfel?

Of is één of meerdere criteria niet oké? Dan is er waarschijnlijk sprake van grensoverschrijdend gedrag.

Geef na het overlopen van de criteria een beoordelingskleur

  • Groen: aanvaardbaar gedrag
  • Geel: licht grensoverschrijdend gedrag
  • Rood: ernstig grensoverschrijdend gedrag
  • Zwart: heel ernstig grensoverschrijdend gedrag

Enkele tips om deze criteria toe te passen

  • De evaluatie gaat steeds over het gedrag, niet over de persoon.
  • Begin steeds met het overlopen van de criteria, ook al zegt je buikgevoel dat je met een rode of zwarte kleur zit.
  • Evalueer steeds het gedrag van één persoon per keer. In principe kan je het gedrag van elke betrokkene op deze manier evalueren. Meestal begin je bij de initiatiefnemer of de meest verantwoordelijke in de interactie. Aan die persoon geef je dan ook de beoordelingskleur. Je kan de criteria daarna toepassen op de andere betrokkenen, om zo te concretiseren waar bij hen de eventuele leernoden zich situeren.
  • In veel situaties is er een opeenvolging of opstapeling van acties en gedragingen. Soms zijn er verschillende verhaallijnen. Dan kan het nodig zijn om een tijdslijn op te stellen en de opeenvolgende gebeurtenissen te analyseren, vooraleer een specifiek gedrag te gaan beoordelen.

Bouw eventueel een extra check in

Een goede manier om je te controleren op vooringenomenheid is door bijvoorbeeld wat perspectiefwissels in te lassen.

  • Verandert de beoordeling als de man een vrouw zou zijn? Als de persoon LGBTQIA+ (lesbian, gay, bisexual, transgender, queer/questioning...) is? Als de persoon non-binair zou zijn?
  • Wijzigt er iets als de persoon een andere culturele achtergrond zou hebben?
  • Hoe kijk je naar dit gedrag indien de persoon (g)een beperking zou hebben?
  • Stel dat je de rollen (pleger wordt slachtoffer en omgekeerd) zou omdraaien, blijft je beoordeling dan gelden?
  • Verandert de leeftijd of functie van de betrokkenen of de context iets aan je beoordeling?