Schade kan zich op verschillende manieren uiten:

  • Schade aan objecten, bijvoorbeeld een kapotte gsm of een gebroken raam. 
  • Fysieke schade, bijvoorbeeld een blauwe plek, botbreuk, een diepe snee toegebracht door een ander of een buil door automutilatie.
  • Psychologische of emotionele schade, bijvoorbeeld hartkloppingen, herbeleving, gevoelens van wrevel, boosheid, schaamte, schuld, verdriet, (doods)angst, onveiligheid, machteloosheid. 
  • Sociale schade of reputatieverlies, bijvoorbeeld niet meer betrouwbaar gevonden worden, afgewezen worden, gebroken vriendschappen of relaties, je populariteit en aanzien verliezen. 

Er is natuurlijk een verschil in gradatie:

  • Objecten kunnen vervangen of hersteld worden, tenzij het over iets heel zeldzaams of waardevols gaat. 
  • Er kan sprake zijn van lichte fysieke schade die geen of slechts een minimale EHBO vereist. Maar het kan ook gaan om fysieke schade waarvoor een interventie door een arts nodig is of waarvoor zelfs chirurgie of levensreddend ingrijpen noodzakelijk is. De fysieke schade kan kortdurend, langdurend of net permanent zijn.  
  • De psychische en emotionele gevolgen kunnen van korte of middellange duur zijn en geen of een beperkte invloed hebben op het dagelijks functioneren van de persoon. Of, in geval van psychisch trauma, kunnen de klachten juist blijven aanslepen en iemands functioneren belemmeren. 

De gebeurtenis mag geen negatieve impact hebben voor alle betrokkenen. Niet voor de persoon die het gedrag initieert, noch voor andere betrokkenen.

Wanneer er mensen benadeeld of gekwetst worden door het gedrag heeft dit een negatieve impact. Mensen zijn zich soms niet bewust van het effect van hun gedrag op de ander.

Een goedbedoeld grapje kan kwetsend overkomen of een terloopse commentaar kan slecht vallen. Maar er kan ook sprake zijn van intentioneel ondermijnend gedrag, shaming of vernedering.

Ook voor omstaanders kan het incident negatieve gevolgen hebben op hun gevoel van veiligheid.

Als volwassenen met voldoende respect met elkaar omgaan, zou de interactie moeten verlopen zonder dat één van de partijen gekwetst, beschaamd of vernederd wordt.

Maar soms is de impact onbedoeld negatief omdat je niet goed hebt ingeschat hoe de ander dit ervaart. Verschil in ervaring, cultuur, gender, leeftijd, ... maakt die inschatting niet altijd gemakkelijk.

Uit onderzoek blijkt dat de zorgprofessional zelf meer dan gemiddeld in aanraking komt met grensoverschrijdend gedrag, zowel van cliënten als van collega’s.

Daarnaast blijft seksualiteit een heikel thema. De angst voor klachten maakt soms dat de professional het werk niet naar behoren kan doen.

Professionals moeten kunnen rekenen op een uitgewerkt beleid met duidelijkheid en goede communicatie, en een houvast voor alle medewerkers. Ze moeten weten welke stappen te zetten bij een incident en waar ze nadien terecht kunnen.

Medewerkers moeten erop kunnen rekenen dat een melding of klacht zorgvuldig wordt opgevolgd en dat men geen slachtoffer wordt van roddel en ongefundeerde beschuldigingen.

Ook mag iemand die iets aanklaagt ook geen slachtoffer worden van wraak. Een klokkenluidersregeling en vertrouwenspersonen zijn belangrijke elementen in een beleid dat grensoverschrijdend gedrag probeert te bestrijden.

Voorbeelden

Voorbeelden waar dit criterium oké is: elkaar plagen, wedstrijdje armworstelen, masturberen in bad, strelen, kussen, vrijen (mits alle andere criteria ook oké zijn), …

Voorbeelden waar dit criterium niet oké is: zichzelf vernederen, iemand pijn doen, zich begeven in risicosituaties, roekeloos met de auto rijden, zichzelf en de ander onvoldoende beschermen tegen soa’s, ongewenste zwangerschap, dreigen met wapens, getuige zijn van ernstige agressie tussen anderen, ...

Enkele reflectievragen

  • Is dit gedrag schadelijk voor mezelf?
  • Voor de ander?
  • Voor omstaanders?
  • Het gedrag houdt geen grote risico’s in.
  • Het gedrag heeft geen schade als gevolg op fysiek, emotioneel of sociaal vlak. Niet voor mezelf, betrokkenen of omstaanders.

Wat het gedrag of de situatie erger maakt

  • Als iemand al traumatische ervaringen heeft.
  • Als het slachtoffer de schuld krijgt.
  • Als er gebrek is aan opvang en ondersteuning.
  • Als de schade langer blijft bestaan.
  • Als de hulp, behandeling of begeleiding langer duurt.

Waaraan kan je werken in psycho-educatie?

  • Welke impact heeft je gedrag op een ander? Hoe merk je dat? (voor wie het gedrag initieert)
  • Perspectief verkennen van een ander (voor wie het gedrag initieert)
  • De ervaring van de ander aanvaarden en respecteren zoals die is, niet minimaliseren (voor wie het gedrag initieert)
  • Gedragsalternatieven
  • Eigen signalen leren herkennen, impact en consequenties leren inschatten en (tijdig) assertief stop leren zeggen (voor wie het gedrag ondergaat)
  • Jezelf toestemming geven om weg te stappen uit een onprettige of onveilige situatie (voor wie het gedrag ondergaat)
  • Fysieke zelfverdedigingstechnieken (voor wie het gedrag ondergaat)

Aandachtspunten bij impact

Impact na langere tijd pas inschatten

De impact en de gevolgen van gedrag kunnen soms pas na langere tijd duidelijk worden en dus soms pas na een langere termijn ingeschat worden.

Psychologische of sociale schade kan ontstaan door afwijzing, vernedering, blaam, beschaming of beschuldiging, uitsluiting, pesterijen of kans op repercussies.

Schade voorkomen

Schade kan ook berokkend worden door verplicht te worden (of zich verplicht te voelen) (seksuele) dingen te doen. Maar ook mensen verhinderen met seksualiteit bezig te zijn terwijl ze dat wel willen, is schadelijk.

Risico is soms een groeimogelijkheid

Mensen kunnen bewust kiezen om een risico aan te gaan, er zit een bepaalde behoefte achter. Een risico nemen kan dus gezien worden als een groeimogelijkheid en hoeft dus niet altijd negatief te zijn.

Zo kan online flirten volgens velen een negatieve impact hebben, maar kan het risico evengoed positief uitdraaien. We mogen dus niet elke situatie a priori negatief beoordelen omdat er een negatief risico aan verbonden kan zijn.

Winst afwegen aan het gevaar voor zichzelf

Als mensen zelf kiezen om zichzelf schade te berokkenen moeten we de ‘winst’ afwegen aan het gevaar voor zichzelf.

Hoe kan je dit criterium checken?

Observeer het gedrag

  • Zijn er negatieve gevoelens of gevolgen?
  • Zijn er kwetsuren?
  • Zijn er dingen stuk?
  • Wordt de persoon gepest of geïsoleerd om zijn/haar/hun gedrag?
  • Is er verwarring, paniek of angst?
  • Is er een gevaar voor de gezondheid?
  • Is er een sociaal nadeel of voordeel?
  • Is de persoon gekwetst, verdrietig, bang of stil?
  • Is de persoon boos, gefrustreerd of agressief?
  • Is er winst of schade door het gedrag?
  • Is er risico op misbruik van vertrouwen?
  • Is er een mogelijk ander gevaar?

Richtvragen in gesprekken

  • Hoe heb jij de situatie ervaren?
  • Hoe was het voor jou?
  • Wat dacht en voelde je?
  • Heb je er positieve of negatieve gevoelens bij?
  • Voel je spijt, schaamte, schuld of verdriet?
  • Heb je pijn of ben je ongerust over de gevolgen?
  • Ben je blij? Voel je je hier goed bij?
  • Ben je tevreden over wat er is gebeurd?
  • Voel je je veilig en heb je een gevoel van controle over de situatie?
  • Ben je gerust over de gevolgen en effecten?
  • Zijn er mogelijk negatieve gevolgen voor anderen?
  • Hoe zie je de toekomst?