Op maat van zowel de betrokkene als de context

Een werkbaar veiligheidsplan is sterk geïndividualiseerd. Dit betekent dat de opgenomen maatregelen op maat van de betrokkene én van de context geformuleerd dienen te zijn.

Voor de betrokkene betekent dit dat het veiligheidsplan afgestemd is op de ontwikkelingsleeftijd en het functioneringsniveau, op de specifieke noden en behoeften, en op de mogelijkheden en vaardigheden.

Duidelijk en concreet

Dit betekent ook dat de betrokkene het veiligheidsplan goed kan begrijpen en voldoende vaardigheden heeft om het veiligheidsplan na te leven.

De kunst is om alles wat er in staat zo duidelijk en concreet mogelijk te verwoorden. Dat betekent dat het in termen van gedrag verwoord is, eerder dan in algemene termen of labels.

Is visuele informatie ondersteunend voor de betrokkene in kwestie? Giet gedragsregels dan in pictogrammen of symbolen. Het werkt ondersteunend als je regels (al dan niet visueel) samenvat op een kaartje, dat de betrokkene bij zich kan dragen.

Realistisch en haalbaar

Breng ook de noden, mogelijkheden en vaardigheden van de belangrijke, betrokken actoren (ouders, organisatie,...) in rekening.

Het zal immers de context zijn die in eerste instantie de maatregelen implementeert. Onder meer betekent dit dat de contextfiguren over de nodige vaardigheden en mogelijkheden beschikken om het veiligheidsplan in verschillende situaties toe te passen.

Enkele voorbeelden:

  • Is moeder, gezien haar overschreden draagkracht, in staat om constante supervisie uit te voeren tijdens het weekend?
  • Welk effect heeft het installeren van constant toezicht op de organisatie? Is dit haalbaar?
  • Hoe ervaren de betrokken begeleiders het veiligheidsplan? Bestaat er voldoende draagkracht bij de begeleiders? Kan deze draagkracht verhoogd worden of zijn er alternatieven nodig?

Neem alle nodige maatregelen op in het veiligheidsplan. Houd het zo beknopt mogelijk, zodat het veiligheidsplan behapbaar blijft voor alle betrokken partijen. Algemeen geldende regels hoef je niet te herhalen in het veiligheidsplan, je kan wel verwijzen naar hun bestaan.

Als het bijvoorbeeld een algemene regel is in de organisatie dat jongeren niet op elkaars kamer mogen komen, dan is het niet nodig deze regel nogmaals op te nemen in het veiligheidsplan.

Zo uitgebreid als nodig, zo beknopt als het kan, met oog voor de algemene ontwikkeling

Een veiligheidsplan hanteert best een brede definitie van veiligheid en heeft oog voor de algemene ontwikkeling van de betrokkene.

Een te langdurig, te restrictief veiligheidsplan kan ongewild negatieve effecten teweegbrengen die mogelijk het risico op herval verhogen.

Heb bij de opmaak van het veiligheidsplan aandacht voor het belang van ontwikkelingsmogelijkheden, groeikansen en de nood aan experimenteerruimte.

Het veiligheidsplan is een werkinstrument dat op doordachte wijze omgaat met risico, op de minst restrictieve en intrusieve wijze. Op die manier wordt de gehele ontwikkeling en deelname aan normale activiteiten gemaximaliseerd.

De vuistregel ‘zo veel regels als nodig, zo weinig als kan’ helpt in de opmaak van het plan.

Tot slot willen we graag wijzen op de valkuil van ‘totale controleerbaarheid’. Hulpverleners kunnen zich sterk verantwoordelijk voelen voor het voorkomen van nieuw (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. In de praktijk horen we vaak: “Niemand wil dat het tijdens zijn shift opnieuw gebeurt."

Uiteraard siert dit de betrokkenen. Het is echter een illusie dat een veiligheidsplan nieuwe feiten met 100% zekerheid kan voorkomen. Een veiligheidsplan tracht risico’s zoveel als mogelijk te minimaliseren, maar kan ze nooit volledig elimineren.

Contextfiguren en hulpverleners zijn dan ook verantwoordelijk voor hun inzet, maar niet voor het resultaat. Ook is dit een van de redenen waarom we aanraden een veiligheidsplan steeds in overleg op te stellen. Dit zorgt er immers voor dat de verantwoordelijkheid gedeeld en samen gedragen kan worden.

Bron: Praktijkgids seksualiteit en grenzen (2021). YUNECO CARO-I.T.E.R.: Clijsters, A., Daelemans, S., De Pourcq, C., Duquet, N., Neirynck, B., Wilson, S.