Aantal deelnemers: subgroepjes van max. 6 personen

Duur: 30 à 40 minuten

Materiaal:

  • Schilderstape
  • Telkens één flap met als titel
  • instrumentele agressie
  • frustratieagressie
  • ongecontroleerde agressie
  • seksuele intimidatie
  • Kaartjes met korte en herkenbare agressiesituaties. Je kan de onderstaande situaties gebruiken en/of deze aanvullen met eigen casussen.

Werkwijze

Stap 1

Geef kort uitleg over het verschil tussen frustratieagressie, instrumentele agressie, ongecontroleerde agressie en seksuele intimidatie en hoe je er best mee omgaat (interne link naar: Grenswijs – Reageren op ) Tijdens een incident: hoe reageren op situaties - Reageren op agressief gedrag)

Aanvulling: Seksuele intimidatie = ongewenste, seksueel getinte aandacht. Je gaat hier op een gelijkaardige manier mee om als met instrumentele agressie.

Stap 2

Hang de flappen op en verdeel de situaties over de deelnemers. Zonder de oplossing.

Stap 3

Om de beurt lezen de deelnemers een kaartje voor en hangen het op de juiste flap. Terwijl ze dit doen, zeggen ze kort wat je in dit geval best doet en wat niet.

Stap 4

Stem af. Is iedereen het hiermee eens? Waarom wel? Waarom niet?

Situaties

Situatie 1

Het is bijna tijd om naar de buitenactiviteit te gaan. Het is erg druk in de gang. Iedereen trekt zijn schoenen en jas aan en wacht aan de voordeur. Er wordt geduwd. Robbie wordt boos en slaat om zich heen als de jongen naast hem op zijn nieuwe schoenen trapt.

(F)

Situatie 2

Na de voorstelling is het erg druk aan de vestiaire. Marianne ziet de dame die haar jasnummertje heeft enkele jassen optillen, heen en weer lopen en praten met een van haar collega’s.

Mariannes geduld raakt op en zegt dreigend tegen de vestiairedame: ‘je zal mogen betalen als je mijn jas niet vindt’.

(F)

Situatie 3

Bart glipt stiekem weg uit zijn groep. Hij wil zijn liefje bezoeken in de andere leefgroep. Hij mag daar niet binnen en wordt erop gewezen dat hij vooraf een afspraak moet maken.

Hij wordt boos, duwt de begeleider aan de kant, gaat binnen en zegt ‘dat zullen we nog wel eens zien’.

(I)

Situatie 4

Je collega kan zijn ogen niet van je borsten houden en in het voorbijgaan botst hij vaak ‘per ongeluk’ tegen je aan.

(S)

Situatie 5

Linda loopt per ongeluk tegen collega Bart aan die een kop koffie in zijn hand heeft. Hij scheldt haar uit voor ‘stom kutwijf’.

(F)

Situatie 6

Katrien (22 jaar) krijgt van de maatschappelijk werker te horen dat de rechtbank een tijdelijk contactverbod oplegt tussen haar en haar tweejarig zoontje. Haar vriendin wordt emotioneel en eist op een agressieve toon dat Katrien hoe dan ook contact moet hebben met haar zoontje.

De maatschappelijk werker legt het nogmaals uit. De vriendin verheft haar stem en begint te schreeuwen en schelden. De maatschappelijk werker voelt zich ongemakkelijk en onveilig.

(F)

Situatie 7

Je ziet twee onbekende jongens rondhangen bij de ingang en zegt “goedemiddag heren, kan ik jullie ergens mee helpen?’ - “Waarom?” Vraagt de kleinste van de twee op een kordate en koele toon. - Je antwoordt: “Omdat je misschien een afspraak met iemand van ons hebt?” - “Bemoei je met je eigen zaken, loop gewoon door” antwoordt de kleinste.

De grootste van de twee doet een stap naar voren en kijkt je strak aan. Je voelt je niet prettig, krijgt het warm en hebt het gevoel dat je rood aanloopt.

Toch wil je weten waarom ze hier rondhangen. Je reageert: “Ik begrijp niet zo goed waarom jullie zo reageren. Ik wil graag weten wat jullie hier precies doen. Daarna loop ik verder.”

De grootste doet nog een pas naar voren. De kleinste komt naast hem staan. De grootste zegt: “Je kan moeilijk blijven doen, maar daar schiet je niks mee op. Tenzij je het lekker vindt om pijn te hebben...”

Je voelt je bedreigd en denkt: ‘Hoe halen ze het in hun hoofd om zo tegen mij tekeer te gaan. Je wordt kwaad vanbinnen...

(I)

Situatie 8

Het is winter en Robert komt werken in korte mouwen. Hij lijkt onrustig en zijn pupillen zijn verwijdt. Hij wordt gefouilleerd, de begeleiding vindt 5 ecstasy pillen in zijn jaszak.

Ze nemen de pillen in beslag waarop Robert zegt: ‘Als ik ze vanavond niet terugkrijg, steek ik hier alles in de fik!’

(O)

Situatie 9

Een jongere krijgt te horen dat hij dit weekend niet mag uitgaan. Hij loopt vloekend het huis uit.

(F)

Situatie 10

Een jongere krijgt te horen dat hij dit weekend niet mag uitgaan. Hij trekt zijn schouders op en blokkeert voor jou de deur. Op ijzige toon zegt hij: ‘Ik niet weg ... jij niet weg’.

(I)

Situatie 11

Wendy werkt als therapeut in een CGG. Nico is een cliënt die ze al enkele maanden begeleidt. Hoewel hij een moeilijke patiënt is, heeft Wendy een goed contact met hem.

Vandaag zijn de afspraken door onvoorziene omstandigheden uitgelopen. Daardoor moet Nico langer wachten.

Als hij eindelijk binnen mag, maakt hij van zijn oren en verwijt haar van onprofessioneel gedrag.

(F)

Situatie 12

Als je me niet direct een sigaret geeft, sla ik de afdeling kort en klein.’

(I)

Situatie 13

Een klant komt aan de balie. Hij kreeg thuis een brief met de mededeling dat hij, na een halfjaar durende procedure, eindelijk zijn document mag ophalen. De brief is tegelijkertijd zijn ophaalbewijs.

De klant heeft zijn identiteitskaart bij, maar niet dat ophaalbewijs. De medewerkster wijst hem op de regels: het ophaalbewijs meenemen is verplicht.

Nadat ze dit herhaaldelijk zegt, verheft de klant zijn stem, slaat met zijn hand hard op de balie en grist de papieren weg die op de balie liggen. Hij verkreukt ze tot een prop en smijt die door de balie.

De prop raakt een vaas, die breekt en het water loopt in de openstaande handtas van de medewerkster.

(F)

Situatie 14

Saskia rijgt geconcentreerd kraaltjes aan een ketting. Ze geniet van haar werk en neuriet. Aan dezelfde tafel sorteert Marc kraaltjes op kleur. Hij schuifelt heen en weer op zijn stoel en maakt snuivende geluiden.

‘Stoppen’ roept hij ineens boos. Iedereen schrikt, want Marc kan agressief worden. Begeleidster Veerle loopt snel naar hem toe. ‘Rustig Marc, er is niets aan de hand.’ Marc keert zich boos naar Saskia. ‘Jij moet je mond houden. Hoor je me? Bakkes toe. Anders sla ik erop!’

Veerle gaat naast Marc zitten: ‘Marc, dat is niet aardig. Saskia begrijpt niet waarom jij boos wordt. Ze doet niets, ze is gewoon blij.’ Marc wordt woest. ‘Jij bent ook een stomme trut, jij bent altijd tegen mij’.

Met een bruut gebaar pakt Marc de doos met kralen en smijt hem op de grond. ‘Rotwijf’ schreeuwt hij en vlucht naar buiten.

(F)

Situatie 15

Jef is 35 jaar en al jaren vaste klant in het CGG-circuit. Hij is bekend bij de huisarts, de wijkagent en het OCMW.

Hij loopt bij alle hulpverleners binnen op het moment dat hij van die persoon iets wilt en als het hem uitkomt. Hij is eisend, dreigend en houdt zich niet aan afspraken.

Hij speelt hulpverleners tegen elkaar uit.

(I)

Situatie 16

Een bezoeker spreekt je enthousiast en vriendelijk aan. Hij vraagt je naam, want je komt hem toch zo bekend voor.

Nee, hij weet het nog niet: waar woon je? Nee nog niet. In elk geval, je hebt zo’n mooie ogen en een prachtig lijf. Wil je eens afspreken?

(S)

Situatie 17

Een vader van een van de cliënten zegt: ‘Tja, welke opleiding heeft u genoten om dit werk te mogen doen? ’

(I)

Situatie 18

Een ongeduldige cliënt aan de balie zegt je: ‘Zo, bel nu maar Dirk (directeur) voor me, want zo gaan we er niet geraken, hé,’

(I)

Situatie 19

Steven komt ’s avonds terug naar de leefgroep. Hij is duidelijk onder invloed. Hij spreekt met een dubbele tong, staat niet meer recht op zijn benen. De begeleiding geeft hem de boodschap dat hij op die manier niet mag deelnemen aan de groepsactiviteit.

Aanvankelijk blijft hij kalm. Plots gaat hij volledig door het lint. Hij slaat herhaaldelijk met zijn vuisten op het bureau, tiert en gooit dan alle dossiers op de grond.

Hij stapt naar de begeleider toe, grijpt hem vast en brult: ‘Heb je nog iets te zeggen?? Niets??’ Hij staat nog wat te roepen met zijn handen boven zijn hoofd. Hij grijpt het bureau vast en gooit hem om. Hij breekt een tafelpoot af en zwaait ermee in het rond.

(O)

Situatie 20

’Mevrouwtje, wat denkt u nu zelf, zal het lukken?

(I)

Situatie 21

’Een cliënt laat je een halfnaakte vrouw uit een magazine zien en zegt:’ Jij lijkt wel wat op haar’.

(S)

Situatie 22

‘Juffrouwke, ik denk niet dat uw baas gecharmeerd zal zijn met uw gedrag‘

(I)

Situatie 23

Een bezoeker meldt zich aan het onthaal. Hij ruikt naar alcohol, kan amper op zijn benen staan en kan niet vertellen wat hij komt doen. De onthaalbediende verzoekt de man vriendelijk het gebouw te verlaten en begeleidt hem naar de uitgang.

Dit gaat vrij rustig. Tot net bij de deur. Plots begint de bezoeker te schoppen, te schelden en te slaan.

(O)

Situatie 24

Een cliënte luistert naar de radio. Die staat behoorlijk hard. De begeleider vraagt om de radio stiller te zetten. Er gebeurt niets.

Na het nog een keer te vragen, besluit de begeleider de radio af te nemen. Hij gaat rustig op haar af en vraagt om de radio af te geven.

Daarop slaat ze keihard op zijn rug. Het doet behoorlijk pijn. De begeleider is hard geschrokken. Even later zegt ze dat ze nog harder had willen slaan.

(I)

Situatie 25

Bij de nieuwjaarsreceptie knijpt een verantwoordelijke een medewerker, die met collega’s staat te praten, openlijk in zijn billen en zegt er iets bij over een ‘darkroom’.

De feestruimte is alleen verlicht met kaarsen. Er wordt wat gelachen.

(S)

Bron: Geerse, R., Jansen, J. en Scholten, R. Handboek Gein zonder pijn; Plattelands jongeren.nl