Een woedeaanval is een extreme vorm van boosheid. Bij lagereschoolkinderen of bij jongeren en volwassen die op dit ontwikkelingsniveau functioneren, komen woedeaanvallen nog wel eens voor.

Meestal ontstaat een woedeaanval vanuit onmacht. Zo’n aanval kan heel heftig zijn. Zowel jij als volwassene als het kind zelf kunnen ervan onder de indruk zijn. Vaak heeft het kind achteraf spijt van wat het deed of zei. Daarom is het belangrijk om het kind te leren omgaan met deze woedeaanvallen.

Voorkom woedeaanvallen

Het voorkomen van een woedeaanval is het prettigst voor iedereen. Helaas is dat niet altijd mogelijk. Soms loopt de boosheid heel snel op of komt ze op een onverwacht moment.

Kijk goed naar het kind als je woedeaanvallen wilt voorkomen. Door het kind te observeren, wordt het steeds makkelijker om woedeaanvallen tegen te gaan.

Er zijn verschillende oorzaken mogelijk voor een woedeaanval:

  • Sommige kinderen krijgen alleen woedeaanvallen als ze heel moe zijn, bijvoorbeeld als ze ‘s nachts slecht hebben geslapen. Herken je dit? Zorg dan voor voldoende rustmomenten of zoek geen ‘uitdagende’ of prikkelende situaties op na een slechte nacht.
  • Andere kinderen krijgen woedeaanvallen als ze honger hebben, doordat hun bloedsuikerspiegel te laag is. Zorg dan dat je kind regelmatig iets te eten krijgt.
  • Ook kun je in de opvoeding kijken wat het beste werkt bij dit kind. Meestal werkt het goed om duidelijke grenzen te stellen en consequent te zijn. Een kind weet dan waar het aan toe is. Maar sommige kinderen hebben meer structuur nodig. Komt boosheid vooral bij overgangssituaties voor? Dan kan het bijvoorbeeld helpen om het kind goed voor te bereiden.
  • Voelt het kind zich snel aangevallen? Richt dan je correctie of compliment op het gedrag in plaats van op de persoon.
  • Heeft je kind moeite met teleurstellingen? Toon dan begrip, maar wees ook duidelijk.

Elk kind is anders, door uit te proberen en goed te letten op de momenten waarop het goed gaat kun je de woedebuien steeds makkelijker voor zijn.

Reageer op woedeaanvallen

Besef dat het kind tijdens een woedeaanval niet meer rustig kan nadenken.

Het meeste van wat je zegt, komt niet meer binnen. Het is dan lastig om het te kalmeren. Opmerkingen zoals: “Stop ermee!”, “Je weet wat we hebben afgesproken” of “Doe normaal, praat rustig” werken niet.

Wat doe je tijdens een woedebui?

Stap 1: Blijf zelf rustig – ook al is dat niet eenvoudig

Als je zelf boos wordt, is er veel kans dat de woedebui verergert. Door rustig te blijven geef je het kind/ de volwassene de ruimte om boos te zijn. Toon begrip en heel veel geduld. Bedenk elke keer weer dat het kind jou niet bewust dwars zit, maar dat het niet weet hoe het zich anders kan uiten.

Je kan jezelf rustig houden of maken door je even op iets heel anders te concentreren. Let bijvoorbeeld op je ademhaling: adem meerdere keren vier tellen in en zeven tellen uit. Tel tot honderd in je hoofd of zing in jezelf een liedje. Of geef jezelf even een time-out door een collega om ondersteuning te vragen.

Stap 2: Laat het uitrazen

Omdat je tijdens een woedebui geen contact hebt, laat je het kind beter uitrazen of uithuilen. Dat is een natuurlijke manier van herstellen bij opgehoopte emoties.

Haal het kind uit de situatie. Laat het merken dat het boos mag zijn. Maak op een rustig moment afspraken over op welke plek het veilig de eigen boosheid mag uiten en kan kalmeren.

Stap 3: Benoem en erken

Geef begrip en erkenning. Zo merkt het dat het boze gevoel er mag zijn.

Wacht met praten en vragen stellen tot het kind is afgekoeld. Tijdens de woedeaanval zelf help je het de gevoelens te begrijpen door te benoemen wat je ziet en het gevoel te erkennen. Zeg bijvoorbeeld:

  • “Ik zie dat je er heel boos van wordt”
  • “Ik snap dat je dat graag wilt”
  • “Laat je boosheid er maar uit”
  • “Het is vervelend dat je verloren hebt”.

Hierdoor help je het kind woorden geven aan emoties die het van zichzelf nog niet begrijpt. Ook voelt het zich begrepen, waardoor het sneller kalmeert. Houd wat je zegt kort en bondig.

Als het kind rustig is, maak dan eerst contact op een fijne manier. Toon begrip, luister, stel gerust of geef een knuffel.

Stap 4: Grenzen stellen

Tijdens een woedebui grenzen stellen heeft weinig zin. Het kind is niet meer voor rede vatbaar.

Smeed het ijzer als het koud is. Ga niet mee in de spanning. Laat de behoefte los om het kind te beheersen. Het helpt om een reactie te geven die een pauze inbouwt. Zo kan je aangeven dat je er nu niet verder op ingaat.

‘Nu’ niet reageren betekent niet hetzelfde als vergeten. Je toont dat je je eigen reacties beheerst en dat je je negatieve gevoelens voor jezelf houdt. Het kan bijvoorbeeld helpen om in het moment het liedje ‘I don’t wanna dance’ van Eddy Grant in jezelf te zingen. Het helpt je om uit het spanningsveld te blijven.

Het is wel belangrijk om grenzen te stellen wanneer de woedeaanval nog niet te hoog is opgelopen of na de woedeaanval. Dat geeft veiligheid.

Laat het weten dat zijn gevoel oké is, maar dat zijn gedrag niet acceptabel is. Je zegt bijvoorbeeld:

  • “Spullen zijn niet om mee te gooien, dan gaan ze stuk en dat vind ik spijtig”
  • “Je bent boos, omdat je dat nu niet krijgt. Daar mag je best boos over zijn. Ik zou ook boos zijn als ik iets heel graag wil en dat niet krijg. Wat ik niet leuk vind is het geschreeuw en gegil. Het doet pijn aan m’n oren.”

Hierdoor geef je mee dat het boos mag zijn én leer je het rekening houden met anderen.

Stap 5: Leren omgaan met boosheid

Leer het na de woedebui om zijn boosheid anders te uiten. Praat erover en maak afspraken. Speel eventueel een woedebui na en oefen samen op hoe je kan stoppen.

Boosheid loopt bij kinderen of volwassenen met dit ontwikkelingsniveau vaak snel op. Maar als je de woedeaanval voor bent, bereik je al veel. Het kind is vaak al eerder geïrriteerd of wat kortaf.

Leer het de fase voor de ontploffing te herkennen en spreek samen af wat werkt om te kalmeren. Zo leer je het controle te krijgen over de eigengevoelens.

Ga in gesprek en leer er samen uit voor de volgende keer

Praat op een rustig moment over de boosheid

Bespreek na de boze bui dat het niet fijn was. Benoem dat het ook niet fijn was voor het kind. Stel vragen als:

  • "Wat gebeurde er voordat je zo boos werd?"
  • "Wat maakte je precies boos?"
  • "Wat zou je een volgende keer anders kunnen doen?
  • "Wat helpt je om te kalmeren?"
  • "Hoe kan ik je helpen?"

Stel je helpend op

Stel liever geen ‘waarom-vragen’. Want dit soort vragen geven de indruk dat je je moet verantwoorden. De kans dat het kind zich aangevallen voelt, dichtklapt of in de verdediging schiet is dan groot.

Een kind van 7, 8 of 9 jaar of een volwassene die op dit ontwikkelingsniveau functioneert heeft vaak nog moeite om zijn gevoelens te verwoorden. Help daarbij, bij voorbeeld met de 'Gevoelsmonsters'.

Help kinderen om hun gevoelens te kanaliseren. Creëer gevoelsplekken.

Hulplijnen

De Rustbox

Krijg inzicht in je eigen spanningsopbouw en ontdek wat jou daarbij helpt om je emoties en spanning te reguleren.

Troosthoeken en bozenplekken op school