De getroffene staat centraal

Een belangrijk uitgangspunt van dit model is dat de getroffene en zijn veerkracht centraal staan. De bevordering van het eigen herstel begint bij de getroffene zelf. Geef hem of haar autonomie over het eigen welzijn.

De meeste volwassenen zijn in staat om op eigen kracht de daad weer op te pakken na een schokkende gebeurtenis. Kinderen en jongeren moeten hier mogelijks in begeleid en ondersteund worden. Maar luister goed naar ze. Geef hen autonomie en inspraak. Zij weten het best wat ze nodig hebben.

Volstaan de eigen krachten niet? Dan kan er steun worden gezocht in de omliggende kringen. Eerst in het eigen vertrouwde netwerk en gaandeweg naar meer professionele hulpverlening.

De steunfiguren kunnen ook problemen signaleren en doorverwijzen of adviseren om steun te zoeken bij de volgende kring.

De eerste kring bestaat uit het vertrouwde netwerk: vrienden, familie, kennissen, rechtstreekse collega’s of groepsgenoten. Opvang door het natuurlijke netwerk is essentieel.

Liefst in de eigen afdeling, of door bevriende collega’s, geliefde begeleiding, groepsgenoten en het thuisfront. Hun zorg, steun, erkenning en aandacht verminderen de hulploosheid en zijn vaak van grotere betekenis dan formele steun.

De tweede kring bestaat uit georganiseerde steun door collega’s, een nazorgteam of leidinggevende. De afstand is iets groter dan met de personen in de eerste kring, maar je kan ze nog relatief makkelijk benaderen.

De derde kring bestaat uit eerstelijnszorg: artsen en arbeidsgeneesheer.

De vierde kring bestaat uit psychologen, therapeuten en psychiaters. Je verwijst door bij een zware psychische of psychosociale problematiek. Doe dit pas als de andere bronnen niet meer volstaan en als de reacties na 1 maand niet afnemen.

kringenmodel

Vrij naar Gersons, 2005; Impact, 2020.