Aantal deelnemers: Min. 2

Duur: 30 tot 60 min

Materiaal:

  • Schrijf de kernvragen op een flap of schrijf ze op kaarten. Zo kan iedereen die aan het gesprek deelneemt, kernvragen stellen

Voorbereiding

Zorg voor een veilige en constructieve gesprekssfeer.

Herhaal de gespreksregels, bijvoorbeeld:

  • Laat OMA (oordelen, meningen, adviezen) thuis
  • Gebruik de LSD-techniek (luisteren, samenvatten, doorvragen)
  • Maak je niet DIK (denk in kwaliteiten)
  • Werk blame-free, houd je niet bezig met vragen als: Wie is er verantwoordelijk? Wie treft schuld? Wie was er onhandig/onprofessioneel?

De betrokkene bij het incident legt de situatie uit in maximum 2 minuten

De gesprekspartners stellen vragen

  • Wat wilde je bereiken? Wat was je doel?
  • Is dat gelukt? Wat was het resultaat? Hoe weet je dat?
  • Heb je een verklaring voor je resultaat?
  • Wat ging goed?
  • Welke vragen roept het op?
  • Wat doe je volgende keer anders?
  • Wat heb je geleerd over je eigen denken en leren

Of gebruik het STARR-model voor een intense verkenning en bespreking

Situatie

  • Wat was de beginsituatie?
  • Wie waren erbij betrokken?
  • Met wie is er overlegd?

Taak

  • Wat was de taakverdeling?
  • Wat was het doel? Wat wilde je bereiken? Voor wie?
  • Welke plaats namen de betrokkenen in het hele proces in?

Actie

  • Wat heb je precies gedaan? Wat deed je eerst? Wat kwam daarna?
  • Waarom pakte je het op die manier aan? Wat was er belangrijk voor jou?
  • Hoe heb je je aanpak ervaren? Wat dacht je? Wat voelde je?

Resultaat

  • Wat was het resultaat van je aanpak? Wat zijn de gevolgen?
  • Hoe reageerde(n) de cliënt(en)? En anderen?
  • Welke vervolgacties zijn eraan vastgeknoopt?
  • Zijn die al uitgevoerd? Waarom wel/niet?

Reflectie

  • Waarover ben je tevreden? Waarom?
  • Waarover ben je minder tevreden? Waarom?
  • Welke vragen roept het op?
  • Wat wil je volgende keer anders doen?
  • Hoe ga je dat aanpakken?
  • Wat heb je nog nodig? Van wie?

Optioneel

Als de verteller klaar is, vullen de gesprekpartners aan met hun adviezen en tips.

  • De verteller stelt vragen ter verheldering.
  • De verteller kiest een top 3 van de tips en alternatieven.
  • Ga samen na wat dit betekent voor het dagelijks werk. Wie onderneemt welke acties?

Kijk terug op het verloop van dit gesprek

  • Hoe ervaarde de verteller het gesprek?
  • Wat heeft het de verteller opgeleverd?
  • Hoe zijn de groepsleden met de vraag omgegaan

Bron:

  • Het groot werkvormen boek, Sasja Dirkse-Hulscher en Angela Talen
  • Goed in gesprek. Eenvoudige werkvormen voor reflecties binnen de langdurige zorg. Vilans. Zorg voor beter. (2014)