Maak afspraken

  • Wanneer roep je hulp in? Vanaf wanneer sla je alarm? Wanneer mag dat? Wanneer moet dat?
  • Hoe roep je hulp in? Hoe sla je alarm? Waarmee? Een noodknop, codewoord of codetaal?
  • Wie bereik je met het alarm? Een collega van de eigen afdeling, een andere afdeling, leidinggevenden of crisispermanentie?
  • Wat zeg je? Welke informatie geef je door?
  • Welke reacties of hulp mag je verwachten?
  • Wie op de alarmmelding reageert en hoe je het alarm opvolgt. Denk eraan dat ook medewerkers die buiten de muren van de organisatie aan het werk zijn alarm moeten kunnen slaan. Bijvoorbeeld met hun GSM.

Zet afspraken op papier

Stel een fiche op met crisisnummers. Zorg ervoor dat iedereen de nummers altijd bij heeft of snel weet te vinden.

Programmeer bijvoorbeeld belangrijke telefoonnummers in je gsm, hang een lijstje op in de buurt van de telefoon of geef het mee met de volgende loonbrief. Update deze lijst jaarlijks.

In die lijst zet je bijvoorbeeld:

  • de permanentie (zorg voor één vast nummer dat altijd bereikbaar is)
  • het interventieteam
  • medische dienst, arts
  • noodnummers: politie, brandweer, ambulance, antigif, zelfmoordlijn, Childfocus.
  • doorverwijzers

Neem afspraken over 'alarm slaan' mee in je interventieprocedure.