Wat mag je verwachten van iemand die functioneert op het niveau van 3 tot 6 à 7 jaar? En hoe pas je je begeleidingsstijl daarop aan?
Probleemgedrag kan je in deze fase begrijpen als ‘doelgericht proberen vasthouden’.
Het kind vraagt in deze fase vooral: "Kijk wat ik kan. Ben je trots?"
Zie ongehoorzaamheid als een bron van informatie in plaats van het onmiddellijk de kop in te drukken. Vaak is ongehoorzaamheid een uiting van gebrekkige mogelijkheden om vrijwillig te functioneren.
Het kind voelt zich (van buitenaf of van binnen uit) onder druk gezet om iets te doen. De ongehoorzaamheid is een compensatiestrategie om met die druk om te gaan.
Ga na welke behoeften precies gefrustreerd worden en hoe je hiermee in de toekomst rekening kan houden.
Kinderen, jongeren of volwassenen in deze fase groeien naar een grotere zelfredzaamheid en hechten hierbij veel belang aan het oordeel van anderen.
Ze gaan actief op zoek naar het antwoord op de vraag ‘wat kan ik’ en zoeken daarbij positieve bevestiging. Hun leefwereld verruimt.
Ze ontwikkelen een beginnend geïnternaliseerd geweten, een groeiend realiteitsbesef, een beginnend aanvoelen van emoties bij anderen, een beginnend overzien en afwegen van consequenties van het eigen gedrag.
De impulscontrole en de gewetensvorming blijven beperkt. Woede en agressief gedrag komen nog frequent voor.
Het aftasten van grenzen gaat in deze ontwikkelingsfase niet meer zozeer over de grenzen zelf (wat mag, wat kan), maar wel over de inhoud van de regels. Over de grens gaan, al dan niet gepaard met agressief gedrag, gebeurt vaak nog vanuit een impulsieve reactie, uitgelokt door boosheid, verdriet, conflict met autoriteit of gangbare regels, of het gevoel benadeeld te worden.
Ze denken wel na over hun gedrag, maar niet altijd en soms te laat. Ze denken nog zwart-wit en de grens tussen fantasie en werkelijkheid is nog zeer onscherp.
Personen in deze ontwikkelingsfase willen het ‘waarom’ van regels kennen en zijn ook geholpen wanneer ze hierover duidelijke uitleg krijgen.
Er komt meer ruimte voor en behoefte aan duiding en onderhandeling. Veelvuldig herhalen en benoemen van grenzen en het waarom van de gemaakte afspraken blijft nodig.
Bij wie zich meer naar het einde van deze fase bevindt, is een beginnende empathie mogelijk. Ze tonen beginnend spijt, maar dit vaak nog via aangeleerd gedrag.
Bron: