Duurtijd: 1,5 à 2 uur

Aantal deelnemers: onbeperkt – verdeeld in groepjes van 4 à 5 personen

Materiaal:

  • post-its
  • stiften
  • grote vellen papier

Stap 1: De persoonlijke grens - 10’

Noteer voor jezelf zoveel mogelijk concrete gedragingen waarvan jij vindt dat

  • ze aangenaam, gewenst of aanvaardbaar zijn;
  • ze lastig of grensoverschrijdend zijn.

Schrijf elke gedraging op één aparte post-it. Welk gedrag vind jij prettig? En welk gedrag brengt jou uit evenwicht? Welk gedrag raakt je? Wat pik je niet?

Stap 2: Professionele grens - 5’

Toon de poster en leg uit

Op deze poster is de prikkeldraad je professionele grens, de grens die bepaalt wanneer jij reageert op het werk.

Overloop in stilte je post-its. Ga voor elk gedrag na: als dit gedrag zich zou voordoen op het werk, hoe zou ik dan reageren?

  • Zou je het gedrag er laten zijn of zou je het aanmoedigen? Zet het dan onder de prikkeldraad in de groene zone.
  • Zou je optreden? Zet het dan in de gele of rode zone afhankelijk van hoe ernstig je het gedrag vindt en/of hoe straf je reactie zou zijn.

Zet op elke post-it GR (groen), GE (geel), RO (rood) of ZW (zwart) om een zone aan te geven.

Stap 3: De teamgrens - 45’

Maak subgroepen van 4 tot 5 deelnemers en laat hen de prikkeldraad op een grote flap overtekenen.

Leg uit:

  • De prikkeldraad is nu de teamgrens. Een deelnemer start en leest één van zijn post-its voor. De groep zoekt vervolgens een consensus over de plaats die dat gedrag krijgt op de prikkeldraad. Doe dit voor alle post-its binnen je groep.
  • Je kan spelen met de afstand tot de grens. Hoe verder boven de grens, hoe ernstiger jullie het gedrag vinden. Twijfel je? Plak het dan op de grens. Zijn er dubbels (soortgelijk gedrag)? Plak ze dan op elkaar.
  • Zijn er tijdens de discussie opmerkingen, nuanceringen, criteria, contextfactoren… die bepalen waar je ze kleeft? Noteer ze op de zijkant van de flap.

Pik er vijf groene gedragingen uit waarvan jullie werk wil maken om ze te stimuleren.Geef na 30 minuten de subgroepen de opdracht om stil te staan bij volgende vragen:

  • Kan je kenmerken en criteria voor groen, geel, rood en zwart gedrag geven?
  • Ken je nog andere duidelijke voorbeelden van groen, geel, rood of zwart gedrag?
  • Hoe kan geel naar rood overgaan en rood naar zwart?

Stap 4: Subgroep definitie - 15’

Vraag elke subgroep een definitie op te stellen van grensoverschrijdend gedrag op basis van de resultaten van de vorige opdracht. Ze noteren hun voorstel op de poster.

Geef zo nodig enkele mogelijke elementen voor definitie mee:

  • Over welke vormen van gedrag gaat het: fysiek, verbaal (schriftelijk, mondeling), non-verbaal (gebaren, afbeeldingen), psychisch (machtsmisbruik, vernedering), seksueel, …
  • Van wie gaat het uit: onbekenden, doelgroep, verwanten van de doelgroep, leveranciers, collega’s, ...
  • Naar wie of wat is het gericht: een ander, zichzelf, omgeving, materiaal...
  • Ontstaansreden, achtergrond van het gedrag: spanning, frustratie, verveling, middelengebruik, ziektebeeld, eigen zin doordrijven, macht/controle willen verwerven, …
  • Gevolgen en effect op de betrokkenen en/of de omgeving.

Stap 5: Plenaire bespreking - 15’

Eén deelnemer per subgroep stelt de definitie voor. Geef ruimte voor vragen van de andere groepen.

Laat eventueel nog verslag uitbrengen over de hele oefening.

  • Wat was makkelijk?
  • Wat viel op?
  • Over welke gedragingen of incidenten was er de meeste discussie of twijfel?
  • Waren er grote verschillen tussen persoonlijke, professionele en teamgrens?

Stap 6: Hoe ga je verder? - 5’

Spreek af welk vervolg je geeft aan deze oefening.

prikkeldraad poster